Lezen kon ik altijd goed, maar rekenen was een ander verhaal. Ik weet nog dat ik in de tweede klas – wat nu groep 4 is – mijn tafeldiploma niet haalde. De rest van de klas kreeg een mooi papiertje met een handtekening erop, maar ik niet. Dat moment is mij altijd bijgebleven en vanaf toen dacht ik dat rekenen iets was waar ik niet goed in was. Dat gevoel bleef zelfs tot en met de Pabo aan toe. Later begreep ik dat dit gevoel dat ik had helemaal niet klopte: ik kon best leren rekenen, maar pas toen ik zelf zag hoe ik er zelf voor kon zorgen dat ik het begreep.
Datzelfde verlies van houvast zie ik nu bij kinderen die moeite hebben met lezen of leren. Ze zijn slim, ze kunnen veel, maar ze begrijpen niet waarom het niet lukt om te onthouden wat ze lezen of waarom ze bij inzichtvragen steeds vastlopen. Hun hoofd zit vol, maar ze voelen zich dommer dan ze zijn. En dat gevoel doet wat met hun zelfvertrouwen.
Zelfvertrouwen groeit pas als kinderen begrijpen waarom iets lastig is en merken dat ze daar tóch invloed op kunnen hebben. Zelfkennis rond de vier cognitieve fundamenten spelen daarbij een enorm grote rol: het werkgeheugen, het ordenen en verwerken van informatie, metacognitie en relationeel redeneren. Die vier processen vormen de basis van leesbegrip en zorgen er onderliggend voor dat een kind grip op het lezen krijgt.
Het werkgeheugen bepaalt hoeveel informatie een kind tegelijk kan vasthouden terwijl het leest of rekent. Als dat volloopt, lijkt het alsof het kind het niet begrijpt, terwijl het eigenlijk vooral te veel tegelijk moet doen. Het ordenen en verwerken van informatie maakt het mogelijk om verbanden te zien tussen stukjes tekst of tussen stappen in een opgave. Zonder die ordening blijft alles los naast elkaar bestaan, waardoor de betekenis vervaagt. Metacognitie helpt kinderen om hun eigen denken te volgen, te beseffen wat ze doen en te weten wat ze kunnen proberen als het niet lukt. En relationeel redeneren – het vermogen om betekenis te verbinden tussen woorden, zinnen en kennis en om verbanden te herkennen – maakt dat ze echt begrijpen wat ze lezen.
Daarnaast hebben kinderen ook een vast patroon nodig voor hun handelen. Het geeft houvast als je iets steeds, in dit geval in elke leessituatie, kunt doen en niet hoeft na te denken over losse strategieën. Bij LeesInzicht kiezen we daarom voor de drie kernvaardigheden: Visualiseren, Verbinden en Controleren.
Wanneer kinderen leren herkennen wat er in hun brein gebeurt, verandert hun houding. Ze merken dat denken iets is wat je kunt sturen. Ze gaan niet harder werken, maar gerichter. En dat moment waarop ze merken dat het denken werkt, dat ze begrijpen wat ze doen en waarom, is het moment waarop hun zelfvertrouwen begint te groeien.
Motivatie en zelfvertrouwen hangen daarbij nauw samen. Een kind dat merkt dat het zijn denken kan sturen en grip heeft op het lezen zelf, krijgt de wil om verder te gaan. En die wil komt niet voort uit de vrolijkheid van een tekst of uit een beloning, maar uit het verlangen om te begrijpen. Leren wordt op dat moment niet iets dat van buitenaf moet, maar iets dat van binnenuit wil.
Praktische handvatten voor jou als begeleider
Maak denkpatronen zichtbaar
Kinderen krijgen meer grip op lezen als ze leren herkennen wat er steeds in hun hoofd gebeurt. Laat ze benoemen welke stappen ze herhalen bij het lezen: kijken, denken, overslaan, teruglezen. Door dat patroon zichtbaar te maken, kunnen ze het bijsturen. Zelfvertrouwen groeit wanneer een kind merkt dat het niet vastzit in ‘ik snap dit niet’, maar kan onderzoeken wat er gebeurt in zijn denken.
Gebruik patronen als houvast
Veel kinderen lezen of leren zonder vaste structuur. Ze beginnen, doen iets, en hopen dat het goed komt. Geef ze terugkerende denkpatronen die richting geven, zoals het steeds visualiseren, verbinden en controleren. Niet als trucje, maar als gewoonte. Wie die structuur herkent in zijn eigen leren, houdt overzicht en voelt grip.
Laat nieuwe patronen ontstaan
Wanneer een kind leert wat helpt, kan het dat patroon bewust uitbreiden. Een leerling die bijvoorbeeld merkt dat tekenen helpt om een tekst te begrijpen, kan dat ook toepassen bij rekenen of studievaardigheden. Het besef dat denken iets is wat je kunt organiseren en verfijnen, versterkt het gevoel van competentie – het idee ik kan leren leren.
Sluit aan bij het fundament van het kind
Kijk steeds vanuit de vier cognitieve fundamenten: werkgeheugen, informatie ordenen en verwerken, metacognitie en relationeel redeneren. Een kind met een zwak werkgeheugen heeft baat bij kleinere stukken tekst en herhaling, terwijl een kind dat moeite heeft met ordenen juist houvast vindt in visuele structuur. Gebruik die kennis om het juiste patroon aan te reiken.
Verbind patroonherkenning aan groei
Zelfvertrouwen groeit niet van complimenten, maar van inzicht in wat je doet als je leest en denkt. Wanneer een kind leert zijn eigen patronen te herkennen, te gebruiken en te verfijnen, ontstaat er rust, overzicht en de wil om verder te leren.
In mijn boek LeesInzicht – van woorden naar wereld in het brein vertel ik uitgebreider over hoe denken, begrijpen en zelfvertrouwen samenhangen. Het is geschreven voor iedereen die kinderen wil helpen grip te krijgen op wat ze lezen en leren.
-

LeesInzicht – van woorden naar wereld in het brein
Vanaf: € 19,95 Opties selecteren Dit product heeft meerdere variaties. Deze optie kan gekozen worden op de productpagina
