In de bibliotheek was het lekker koel. Het licht viel zacht door de hoge ramen en maakte bleke vlekken op de tafel waar Sandra al zat. Naast haar lag een map met een rafelig elastiek eromheen. De kinderen gingen aan de tafel zitten en waren nieuwsgierig naar wat Sandra zou gaan vertellen.
“Goed dat jullie er weer zijn,” zei Sandra. Ze legde haar hand op de map. “Ik dacht dat dit misschien hoort bij wat jullie gisteren vonden.” Ze maakte het elastiek los. De bladen binnenin waren iets vergeeld, met randen die zacht waren geworden door het vaak vasthouden. Er lagen foto’s tussen en kaartjes die leken op de opdracht met de steen.
De deur van de bibliotheek ging open. Een man met grijs haar en een rustige blik kwam binnen.
“Léon,” zei Sandra. “Ze hebben jouw koffer gevonden.”
Léon keek de kinderen één voor één aan, met een blik die tegelijk verbaasd en tevreden leek. Hij ging naast Sandra zitten en streek een plooi uit zijn overhemd.
Mick schoof het kaartje met de steen naar hem toe. “Dit zat er ook in. We snappen niet wat het is.”
Léon draaide het kaartje om en weer terug. “Deze maakten we ooit als opdracht,” zei hij. “Je moest niet raden wat het antwoord was, maar echt op onderzoek uitgaan.”
“Maar wat ís het dan?” vroeg Daan.
Léon glimlachte. “Dat is precies wat we moesten uitzoeken. Sommigen dachten dat het door mensen was gemaakt, anderen door water en weer anderen door iets wat we nog niet kenden. Door te zoeken zijn we er uiteindelijk wel achter gekomen, maar dat zullen jullie zélf moeten doen. ” Hij tikte met zijn wijsvinger naast de foto. “Je breinwereld groeit als je je verwondert over wat je nog niet snapt.”
Sandra glimlachte naar hem. “oja! Weet je nog dat je het op de deur van het fietsenhok kraste?”
“Dat was jij,” zei Leon met een knipoog.
Zoë keek op. “Dat vind ik eigenlijk wel een mooie zin.”
“Het hielp ons om niet te snel tevreden te zijn,” zei Sandra. Ze haalde een volgend blad uit de map. Het was een schets van de drie tandwielen. “Dit was ons belangrijkste idee.”
De kinderen bogen dichterbij. “Ja, die hebben we ook in de koffer gevonden!” zei Daan.
“Verbeelden en verbinden wisten jullie al,” zei Sandra.
“Maar de C…,” zei Gwen, “daar kwamen we nog niet uit.”
“De C is van controleren,” zei Léon. “Later noemden we het vaker checken. Niet controleren alsof je juf iets nakijkt, maar terugkijken: klopt het met wat je dacht? Heb je iets gemist? Durf je te twijfelen aan je eerste idee?”
Mick trok de tekening iets naar zich toe. “Dus als je iets voor je ziet en daarna verbanden legt… moet je daarna nog even terug om te kijken of het klopt?”
“Ja,” zei Léon. “Als je het gevoel hebt dat er iets niet klopt wel. En soms ontdek je dat je iets hebt overgeslagen. Dat hoort erbij.”
Ze bladerden verder. Op een oude foto zaten vijf kinderen om een tafel vol papieren. Sandra wees ze aan. “Dat waren wij: Léon en ik, met Debby, Edwin en Astrid. We waren ongeveer zo oud als jullie nu.”
“Waarom noemden jullie jezelf de Orde van de Bovenkamer?” vroeg Gwen.
“Omdat onze meester ons had geleerd dat je vooral je ‘bovenkamer’, je brein moet gebruiken. We wilden onze breinwereld, onze “bovenkamer” dus, vergroten: meer weten over van alles en nog wat. En dat deden we door elkaar opdrachten te geven,” legde Sandra uit.
“En ook andere kinderen,” vulde Léon aan, “door de kaartjes gewoon ergens achter te laten.”
“Kinderen helpen kinderen,” zei Rafi. “Met hun breinwereld.”
“En niemand wist ervan?” vroeg Zoë. “Nee,” zei Sandra. “We vonden het wel leuk om het een beetje geheim te houden.”
Zoë streek een hand over de map en zei zacht: “Dus nu snappen we het. V, V, C… en waarvoor jullie het deden.”
Sandra knikte. “En wat jullie ermee willen doen… dat is aan jullie.”
