Hun hersenen gingen meteen aan het werk, omdat ze beter wilden begrijpen wat ze hadden ontdekt. Onder het dakraam lag de kaart nog altijd opengevouwen. Mick ging ernaast zitten en streek met zijn hand over de rand van het papier. Zijn vingers bleven steken bij het tandwieltje dat hij gisteren had neergelegd.
Daan kwam erbij zitten. āDus,ā zei hij terwijl hij zijn knie optrok, āwe hebben het. De tweede V is Verbinden. Dat past bij die tandwieltjes. Alles draait met elkaar.ā
āIk denk dat het meer is dan dat,ā zei ZoĆ«. Ze zat op haar knieĆ«n voor een schrift met een versleten kaft. Ze bladerde langzaam, alsof elk tikje van een pagina iets nieuws kon onthullen. āAls je verbindt, zoek je verbanden, tussen dingen die eerst niks met elkaar leken te hebben.ā
Gwen knikte. Ze had de houten tandwieltjes op een rij gelegd, alsof het kleine poppetjes waren. āMisschien moeten wij hetzelfde doen. Dingen verbinden die we al hebben, maar nog niet naast elkaar gelegd hebben.ā Ze schoof de drie tandwielen iets dichter naar elkaar toe.
Rafi zat op een omgekeerde verfemmer dicht bij het dakraam. Hij had niets gezegd sinds hij binnenkwam, maar hij had wel twee bladzijdes vol kleine pijlen en hokjes getekend. Hij keek naar de kaart, naar ZoĆ«ās schrift en weer terug. āSteeds als ik iets nieuws zie,ā zei hij zacht, ālijkt het alsof ik het al eerder ergens heb gezien, maar dan net anders. Alsof er een patroon is.ā Hij tikte met zijn potlood op het woord Verschoor op een van de kaften. āDeze naam bijvoorbeeld. S. Verschoor. Die staat op meerdere werkstukken.ā
āMaar wie is S.?ā vroeg Daan. āHij moet nu dan best oud zijn.ā ZoĆ« boog zich dichterbij. āKlas 6,ā zei ze nadenkend. āDat is nu groep 8. Dan was hij ongeveer elf of twaalf toen hij dit schreef.ā
Mick begon meteen te rekenen met de jaartallen in de schriftjes. āAls hij toen, zeg maar, twaalf was, dan moet hij nuā¦. 55 zijn.ā
Rafi keek op van zijn blaadje. āAls je alles naast elkaar legt, krijg je dit.ā Hij draaide zijn papier om. Hij had losse woorden opgeschreven, met kleine lijntjes ertussen: S. Verschoor, werkstukken jaren ā80, verschillende handschriften, kaart, tandwielen, O.V.B.. Sommige woorden waren omcirkeld, anderen doorgestreept en weer met een pijl teruggebracht.
Daan floot zacht. āJij bent echt van de schemaās.ā
āMijn geheugen is anders niet te vertrouwen,ā zei Rafi zonder op te kijken. Een kleine glimlach trok aan zijn mondhoek.
Mick keek naar het blad, toen naar de koffer, en daarna naar de drie houten tandwielen. Zijn vingers zochten automatisch naar de rand van een foto die uit een map stak. Hij trok de foto eruit en zag een zwart-wit foto met vijf kinderen erop: drie meisjes en twee jongens. Op de achterkant stond een stempel met Ā āOVBā. āNou jĆ”!ā riep hij. āKĆjk!ā
De kinderen keken naar de foto en toen naar elkaar.
āZie je wel, er was al eerder een OVB,ā zei Gwen zacht. Ze zat nu rechtop, haar schetsboek dicht. āOnze naam was misschien helemaal niet nieuw.ā
ZoĆ« bladerde in een van de werkstukken, op zoek naar aanwijzingen. Tussen getypte bladen met titels over ontdekkingsreizigers zat een korte inleiding, met de hand geschreven: āIk wil later zelf ook dingen ontdekken, maar niet ver weg. Je hoeft niet te varen of te vliegen om iets nieuws te ontdekken. Jeanne Baret vond planten terwijl ze deed alsof ze een man was, en ik vind dat eigenlijk veel stoerder dan Columbus.ā
āDat is duidelijk,ā zei Gwen. āS. was dus een van de meisjes.ā Mick lachte. āEn iemand met een mening.ā
ZoĆ« bladerde verder. āEr staat nog iets op de achterkant van dit werkstuk,ā zei ze. Ze tilde het voorzichtig op. Er stond: Bibliotheekproject, schooljaar ā81āā82. Hulp van mevr. R. bij knipselarchief.
āMevrouw R.,ā zei Rafi. āDat kan van alles zijn.ā
āMaar het wijst wel richting de bibliotheek,ā zei ZoĆ«. āAls daar toen een knipselarchief was, kennen ze haar naam misschien nog wel.ā
āIk weet niet wat een knipselarchief is, maar we moeten dus bij de bieb zijn.ā Daan was al naar de trap gelopen. āDan gaan we toch gewoon. Nu meteen!ā

