Een leerling uit groep 8 pakt uit de woordenpot de kaartjes vuurtoren en muziek. Ze fronst haar wenkbrauwen. “Uhm… misschien hoor je muziek bij een vuurtoren? Zo’n waarschuwingsgeluid of zo?”
“Mooi bedacht,” zeg ik, “maar kijk eens of er nog meer mogelijkheden zijn.”
Ze denkt even na. “Er zijn liedjes over de zee. Of over vuurtorens?” Haar gezicht klaart op. “Of… muziek die klinkt als de zee zelf, met rustige golven of juist een storm.”
We raken aan de praat over liedjes die iets vertellen over varen, over licht in het donker, over wachten op iemand die op zee is. Ik merk hoe haar ideeën steeds rijker worden, hoe ze verbanden maakt tussen de vuurtoren als beeld en muziek als verhaal.
Ik leg uit hoe belangrijk dit vermogen is: het verbinden van informatie met wat je al weet, met ervaringen en beelden uit de wereld om je heen. Precies dat helpt je ook bij lezen. Niet blijven hangen in losse woorden of feitjes, maar steeds zoeken naar het grotere geheel. Dáár zit de betekenis.