Op de vloer lag de kaart, half over de koffer heen, het papier op sommige plekken dun en gelig, alsof het vocht had opgenomen en later weer was opgedroogd.
“Er zit iets geks aan dit vel,” zei Rafi terwijl hij het voorzichtig optilde. Hij hield het blad dichter bij zijn gezicht om het beter te kunnen bekijken. “Kijk… zie je dat?”
Zoë boog zich over zijn schouder. “Ik zie alleen wat vlekken,” zei ze, maar ze keek te vluchtig om het echt te zien.
“Niet de vlekken,” zei Rafi. “maar de glans. Het lijkt alsof het papier daar anders is, dunner misschien.”
Mick nam het van hem over en hield het opnieuw tegen het licht. “Misschien komt het door het vernis,” zei hij nadenkend, maar hij bleef kijken, alsof hij iets probeerde te vangen dat maar net zichtbaar was. “Of…nee.” Hij zweeg. Hij zag ook de lichte verkleuring op het papier, maar kon het niet verklaren.
Daan kwam dichterbij, hurkte neer en liet zijn blik over het vel gaan. Hij zei niets, maar zijn vingers volgden een paar van de gelige vlekken. “Wacht eens,” zei hij toen langzaam. “Dit zijn geen vetvlekken. Ze zijn te licht. Dit lijkt op iets wat we een keer op school deden.”
Gwen keek op. “Wat bedoel je?”
“Geheime inkt,” zei Daan. “Met citroensap. Dat zie je pas als het warm wordt.”
Mick keek verbaasd. “Denk je dat iemand hier zoiets heeft geschreven?”
Daan haalde zijn schouders op. “Geen idee. Maar het is oud papier en het heeft die kleur. We kunnen het proberen.”
Hij keek rond, vond op een kastje een kleine bureaulamp met een metalen kap en trok de kabel naar de grond. “Als het echt onzichtbare inkt is, komt er iets tevoorschijn bij warmte.” Hij draaide de lamp aan, voelde even met zijn hand of ze heet genoeg werd, en schoof toen het vel eronder, net ver genoeg dat het niet kon schroeien.
Ze bleven stil. Alleen het zachte gezoem van de lamp was te horen.
Toen, heel langzaam, begonnen de vlekken donkerder te worden. Niet in één keer, maar stukje bij beetje, alsof het papier zich bedacht. Eerst ontstonden er grillige strepen, toen krommende lijnen, en opeens verschenen er bruine letters, verspreid over het midden van het vel. Langzaam zagen ze woorden ontstaan.
Als je verbindt, weet je meer dan je dacht.
Ze zagen het tegelijk. De zin was niet helemaal compleet; een paar letters waren vervaagd of half weggesleten, maar wat er stond was genoeg om te begrijpen dat het geen toeval kon zijn.
“Je had gelijk,” zei Mick. “Onzichtbare inkt.”
Daan glimlachte. “Citroensap werkt altijd. Zelfs na veertig jaar.”
Ze bleven kijken hoe de letters iets donkerder werden, alsof het papier reageerde op hun aandacht.
Rafi draaide het vel een beetje en keek naar de anderen. “Grappig,” zei hij. “Iedereen zag iets anders. Jij zag het glanzen,” hij knikte naar Mick, “en ik dacht dat het van binnenuit bewoog. En jij,” hij keek naar Daan, “wist toen wat het kon zijn.”
“Nou,” zei Daan, “ik wist alleen wat het kon zijn door alles aan elkaar te verbinden: iets wat op papier stond, maar wat je haast niet kon zien en een beetje leek te glanzen, iets wat oud is én iets wat ik al wist, namelijk dat van dat citroensap.”
“Als je verbindt, weet je meer dan je dacht!” lachte Zoë. “Het klopt gewoon!”
“Ja,” zei Mick, “en het is dan de tweede V: de V van Verbinden!”
Niemand zei iets. Buiten trok de lucht open en het licht veranderde van kleur. De zin op het papier bleef in hun hoofd hangen, als iets wat hen, zonder dat iemand het zei, een beetje dichter bij elkaar bracht.

