De vier kinderen zaten op de houten vloer van de zolder. De kaart lag open tussen hen in, half over een stapel vergeelde schriftjes heen. Daan draaide hem een kwartslag. “Het lijkt nergens op,” mopperde hij. “Het is geen plattegrond. En dat brein in het midden… wat moet dat nou voorstellen?”
“Misschien is het een soort symbool,” zei Zoë bedachtzaam. Ze schoof wat dichterbij. “Er staan trappen en bruggen in getekend. Alsof het iets met denken te maken heeft.”
“Of met hoe je iets begrijpt,” zei Mick. “Kijk, dit stukje heet de tunnel van twijfel. Dat is toch precies wat je hebt als je iets niet snapt en probeert te bedenken wat het dan wél betekent?”
Even was het stil. Gwen draaide het houten doosje open dat ze eerder hadden gevonden. De drie kleine tandwieltjes glansden dof in het schemerlicht. “Misschien horen die bij de kaart,” zei ze. Ze legde ze voorzichtig op verschillende plekken, maar nergens pasten ze precies.
“Misschien moeten ze niet passen,” zei Mick. “Misschien betekenen ze iets.”
“Zoals?” vroeg Daan.
Mick dacht even na. “Als de een draait, draaien de anderen mee. Misschien is dat de bedoeling. Dat dingen met elkaar te maken hebben.”
Zoë keek naar het briefje met de letters. “Drie keer een letter,” zei ze. “V, V en C.”
Gwen keek ernaar, liet haar blik even over de kaart glijden en zei toen zacht: “De eerste V zou van voor je zien of verbeelden kunnen zijn.”
“Verbeelden?” herhaalde Daan. “Wat bedoel je daarmee?”
“Nou,” zei Gwen terwijl ze haar schetsboek pakte, “als ik iets niet snap, dan teken ik het. Of ik stel me voor hoe het eruitziet. Dan wordt het duidelijker.”
Ze begon te tekenen: het brein in het midden, de trapjes, de brug van gedachten. Ze zette pijltjes tussen de onderdelen en vulde sommige stukken met schaduw, alsof ze wilde zien wat er zich daarbinnen afspeelde. De anderen keken zwijgend toe.
“Het lijkt alsof begint te leven!” zei Zoë.
“Ja,” zei Gwen. “Omdat je het dan niet meer alleen ziet, maar voor je ziet.”
Mick knikte langzaam. “Dus verbeelden is wat er gebeurt als je probeert te begrijpen met plaatjes in je hoofd.”
Daan grijnsde. “Dan is die eerste V dus gewoon… jouw V.”
Gwen keek nog even naar haar tekening, waarop de lijnen van de kaart opeens logisch leken te worden. “Misschien wel,” zei ze zacht. “Misschien begint alles met verbeelden.”