Het was pas de tweede dag in hun nieuwe huis. Mick zat op de stoep met een notitieboek op schoot, Daan had een stuk karton voor zich liggen en krabbelde daar van alles op. Af en toe keken ze om zich heen. Niet omdat ze bang waren, maar omdat het voelde alsof niemand mocht zien wat ze aan het doen waren.
āWe moeten dit echt geheim houden,ā zei Daan zacht tegen Mick.
āDuh,ā zei Mick. āHet is een queeste. Dat doe je niet met je anderen erbij in de buurt.ā
Mick merkte dat Daan niet goed wist wat een queesteĀ was. Logisch: hij had het woord net zelf ook pas gelezen in āEen brief voor de Koning.ā
Hij legde snel aan zijn broer uit: āDat las ik van de week. Een queeste is eigenlijk een speciale opdracht of zoektocht die je voor iemand moet doen, vaak iets belangrijks of geheimzinnigs. Ridders hadden vroeger altijd queestes.ā
Daan schreef het woord klein op het karton en tekende er een ridder bij.
Op dat moment kwam er een fiets piepend tot stilstand. Een meisje stond met haar ene voet op de stoep en keek nieuwsgierig naar wat zij daar zaten te doen. Ze had een wilde bos donkere krullen die alle kanten op sprongen en keek nieuwsgierig.
āHee, jullie zijn nieuw in de straat hĆØ? Wat zijn jullie aan het doen?ā vroeg ze.
Mick sloeg het notitieboekje meteen dicht. Daan schoof het karton een stukje onder zijn been.
āGewoon⦠niks,ā zei Mick.
Het meisje trok een wenkbrauw op. āIk ben Gwen. Ik woon daar.ā Ze knikte naar een hoekhuis iets verderop. āMijn kamer zit helemaal bovenin. Bijna tegen het dak.ā
āOh,ā zei Daan. āEen zolder.ā
Gwen schudde haar hoofd. āHet is geen echte zolder. Het is meer… een bovenkamer.ā
Mick keek op. āEen wat?ā
āEen bovenkamer,ā lachte Gwen. āZo noem ik ām. Het is zoān plek waar ik rustig kan tekenen en kan ideeĆ«n kan bedenken.ā
Er viel een stilte. Daan keek naar Mick. Mick keek naar Daan. En toen naar het karton onder Daans been.
āBovenkamer,ā fluisterde Mick. āDat is het woord. Dat is precies het goeie woord.ā
āWaarvoor?ā vroeg Gwen.
āVoor⦠niks,ā zei Daan snel.
Gwen zette haar fiets op de standaard en plofte zonder vragen naast hen op de stoep.
āJullie zijn iets aan het onderzoeken,ā zei ze. āJe hoeft het niet te zeggen. Jullie gezichten verklappen het al.ā
Daan keek Mick aan. Mick vertrok zijn mond en schudde twijfelend zijn hoofd. āZeggen we het?ā
āMisschien alleen⦠een beetje,ā mompelde Daan.
Mick haalde het briefje met de tandwielen uit zijn broekzak en hield het tussen twee vingers omhoog.
āWe vonden dit. Op zolder, in een oude koffer. Maar niemand mag het weten. Echt niemand.ā
Gwen knikte serieus, alsof ze het snapte en boog zich naar voren.
āTandwielen met letters,ā fluisterde ze. āDie zijn getekend. Zelf gemaakt. Niet geprint.ā
āPrecies,ā zei Daan. āEn er lagen ook oude werkstukken en boeken bij. Alles is oud, maar niet stoffig. Alsof iemand het pasgeleden weer had aangeraakt.ā
Gwen keek op. āEn nu gaan jullie dus uitzoeken wat het betekent?ā
Ze antwoordden niet, maar Gwen glimlachte alsof ze het al wist.
āDan lijkt het me dat jullie een team nodig hebben,ā zei ze zacht. āEen orde. Van de Bovenkamer.ā

