Het was de eerste ochtend van de zomervakantie. In de verte klonken hamerslagen en stemmen want hun ouders waren al vroeg begonnen met het opknappen van de oude voordeur. Daan en Mick waren al een keer in hun nieuwe huis wezen kijken, maar nu woonden ze er echt en de broers gingen meteen maar op verkenning.
āEr moet hier ergens een trap zijn,ā mompelde Daan, terwijl hij op de overloop rondkeek en met zijn vingers langs de muren gleed.
āWacht… dƔƔr!ā zei Mick. Hij wees naar een ijzeren ring in het plafond. Daan greep snel een kleerhanger uit zijn kast, klom op de rug van Mick en trok met de hanger aan de ring. Krakend ging het luik open en kwam er een zoldertrap naar beneden.
Boven was het stoffig en warm. Lichte streepjes zon vielen langs het rolgordijn van het kleine dakraam op een deken, waar iets onder leek te liggen.
āWat is dat?ā vroeg Daan.
Mick trok zijn wenkbrauwen op en grijnsde. āGeen idee, maar daar komen we zo achter!ā
Nieuwsgierig trokken ze samen de deken weg. Op de vloer van de zolder stond een oude koffer! Met roestige scharnieren en een leren riem eromheen.
āDie is niet van ons.ā zei Mick. āOnze dozen zijn nog niet uitgepakt en ik herken deze koffer ook helemaal niet!ā
Mick deed de koffer voorzichtig open. Een muffige lucht van oud papier kwam in hun neus en ze zagen oude notitieboekjes, vergeelde werkstukken, een stapel boeken.
āKijk dit dan,ā zei Daan zacht. Hij haalde een dubbelgevouwen briefje omhoog. Er stonden drie getekende tandwielen op: twee met een V en eentje met een C. Er stond verder niets bij.
āWat betekenen die letters?ā vroeg Mick.
āWeet ik niet. Maar het lijkt wel een soort geheime code,ā zei Daan. Hij keek naar het briefje alsof het een schatkaart was.
āLaten we dit aan niemand vertellen,ā zei hij meteen. āZe zijn toch druk beneden. We doen dit zĆ©lf. OkĆ©?ā
Mick grijnsde. āOkĆ©. Dit is onze queeste.ā

