Een tekst bestaat uit woorden en zinnen, maar die zeggen pas iets als je ze ergens aan verbindt: aan wat je al weet, aan wat je hebt meegemaakt, aan wat je je kunt voorstellen, aan je eigen mening of gevoel.
Veel kinderen en jongeren lezen echter technisch en zijn niet bezig met het verbinden van de tekst aan de wereld in hun brein. De zinnen blijven los van hun eigen wereld en van hun eigen kennis. En als je het zo bekijkt, is het niet vreemd dat technische strategieën dan weinig helpen. Want hoe vul je bijvoorbeeld een schema als je de inhoud niet kunt verbinden aan iets dat je begrijpt? Maar wat vooral jammer is, dat ze op deze manier niet actief lezen, niet nieuwsgierig. Juist dat actieve, nieuwsgierige zoeken naar informatie maakt lezen interessant: je wilt gewoon wéten hoe het met de hoofdpersoon afloopt, of welke smaken er eigenlijk zijn, of waardoor het klimaat verandert. Ook als de motivatie meer van school uit komt, maakt actief verbinden met de eigen breinwereld lezen en leren interessanter en makkelijker.
In mijn LeesInzicht-aanpak noem ik dit de verbinding tussen tekst, brein en wereld, of het “relationele netwerk*”. Begrijpen lukt pas als er een netwerk ontstaat waarin nieuwe informatie een plek krijgt naast wat er al is.
Waarom voorkennis activeren niet hetzelfde is als een vraag stellen
Om dit verbinden te activeren, worden vooraf vaak wat vragen gesteld: “Wat weet je al van dit onderwerp?” of “Wie is er wel eens in een museum geweest?” Maar als de verbinding tussen die vraag en de tekst niet echt wordt gelegd, blijft het bij een losse opwarmer, die het kind nog niet aanzet tot actief verbinden.
Voorkennis activeren is niet even kort vragen “wat weet je er al van?” Nee, het is samen zoeken naar haakjes. Waar raakt deze tekst aan jouw wereld? Wat herken jij hierin? Wat verbaast jou, wat roept het op?
Dat vraagt tijd om het gesprek aan te gaan over wat een kind zelf meebrengt. Begrijpen is betekenis geven. En betekenis ontstaat als er verbinding is tussen de tekst en de wereld van het kind.
Werkvormen die helpen om de verbinding te maken
Begrip ontstaat niet uit het volgen van stappen, maar uit het leggen van verbanden. Dit zijn enkele werkvormen die ik wel gebruik om die verbinding tussen tekst, brein en wereld op gang te brengen:
- De ‘wereldkaart’:
Laat kinderen vooraf opschrijven of tekenen wat ze al weten of denken bij het onderwerp. Waar denken ze aan? Wat herkennen ze? Dit kan met steekwoorden, symbolen of kleine tekeningetjes. Na het lezen kijken jullie samen: waar sloot de tekst aan bij jouw kaart? Waar kwam iets nieuws bij? - Persoonlijke haakjes zoeken:
Bij elk stukje tekst even stilstaan:- Waar doet dit jou aan denken?
- Heb je dit wel eens gezien, gehoord of meegemaakt?
- Ken je een voorbeeld hierbij?
- De verbazingsvraag (oftewel “hûh?!)
Vraag niet alleen wat kinderen weten, maar ook: “Wat verbaast jou hierin?” of “Wat snap jij hier nog niet aan?” Dit opent de deur naar echte betrokkenheid. En vráág niet alleen, maar vertel ook wat jou verbaast of opvalt, om deze manier van denken te “modellen”. - Samen ervaringen verzamelen:
Soms helpt het om vooraf samen beelden op te zoeken bij een onderwerp (bijvoorbeeld foto’s, filmpjes, voorbeelden). Niet als uitleg, maar als manier om het netwerk van het kind alvast te activeren. - Van losse woorden naar verhalen:
Als een tekst veel losse begrippen bevat (zoals verdamping, condensatie, neerslag), laat kinderen dan eerst zelf een klein verhaaltje of tekening maken waarin ze die woorden proberen te verbinden. Pas daarna lezen jullie de tekst.
* In mijn boek en in mijn cursussen leg ik uitgebreid uit wat het relationele netwerk precies is.
Wil je leren hoe je hier in jouw begeleiding of in de klas aan kunt werken?
Bekijk de LeesInzicht cursussen → www.leesinzicht.nu/cursussen